Tussen “niet meer” en “nog niet”

Eind vorig jaar is mijn moeder overleden. Niet onverwacht, wel heel verdrietig en onwerkelijk. Het voelt alsof ik in een soort rare tussenperiode in mijn leven ben terechtgekomen. Ik ben heel veel dingen niet meer. Geen dochter van mijn moeder meer en geen mantelzorger, niet meer diegene die met haar naar een voetbalwedstrijd zit te kijken of een kop thee met haar zit te drinken. Maar wat ik dan nu wel ben? Heel veel rollen vervul ik nog steeds, maar het lijkt alsof ze zijn ook veranderd van vorm. Joan Didion schreef hierover: “Het ligt in onze aard dat we bij het rouwen om ons verlies hoe dan ook óók rouwen om onszelf. Om hoe we waren. Om hoe we niet meer zijn.”

Ik denk veel na over de periode waarin ik rondloop. Soms loop ik nog in het verleden, vol van herinneringen, soms met een glimlach en soms met verdriet. En dan ben ik weer volop bezig in het heden, een beetje kijkend naar de toekomst.

Ondertussen

In veranderliteratuur is er veel geschreven over deze fase. De fase van het “ondertussen”. Dat is de fase waarin je nergens bij hoort. Het voelt vreemd, je zweeft een beetje los. Deze fase wordt ook wel de liminale fase genoemd. Als de organisatie waar je werkt wordt overgenomen door een ander bedrijf en je heel graag wilt blijven vasthouden aan het bekende en tegelijk wordt geconfronteerd met nieuwe rituelen en gewoontes. Het is ook de fase waarin je het meeste leert, je komt in beweging, je moet wel, want je voelt je ongemakkelijk of onzeker. Ik moet meteen denken aan mijn zoon, in de puberleeftijd. Nu in groep 8, lekker de oudste op school en straks naar de middelbare school waar hij als een van de jongsten rondloopt als brugklasser. Zoekend in de liminale fase, de fase waarin je het meeste leert, maar waarin je je ook een beetje losgezongen en misschien verloren voelt, ‘betwixt and between” (Danielle Braun).

Goed, ik zit dus in een soort liminale fase. De fase waarin echte transformatie plaatsvindt. Verandering voltrekt zich immers aan de grenzen tussen dingen: de grens tussen het bekende en het onbekende, het vertrouwde en het andere tussen verleden en toekomst. Het grappige is dat we elke dag liminale momenten hebben, als je net wakker bent en als je in slaap aan het vallen bent. Meestal ben je daar niet zo bewust van, maar vaak zijn het hele waardevolle bronnen van creativiteit en inzicht. Je hebt vast wel eens een heel goed idee gekregen terwijl je onder de douche stond `s ochtends en de dag voor je gevoel nog niet helemaal begonnen was. Dat komt omdat je dan mentaal ontspannen bent en dan meer openstaat voor mogelijkheden.

Reptielenbrein

Toch werkt je brein in een liminale fase ook vaak net iets anders. Verandering is immers vaak niet fijn, niemand zit daar echt op te wachten. Je “reptielenbrein” gaat aan en je reageert in een “fight-flight-freeze” modus. En een vervelende bijkomstigheid: als je reptielenbrein eenmaal aangaat, gaat het meer mentale en rationele deel van je brein, de neocortex, offline. Rationeel en nuchter nadenken over oplossingen en mogelijkheden is in deze toestand heel lastig geworden. In je gedrag herken je vast een korter lontje, je gaat ruziemaken, piekeren, je trekt je terug of je vlucht.

Hoe maak je dan van die liminale fase een lerende fase? Ik wilde dat ik het antwoord wist. Wat ik wel weet is dat het begint bij het bewustzijn. Ik besef dat ik in een fase van ondertussen zit. Waarin ik een beetje heen en weer schiet tussen periodes van rouw, terugkijken en leven in het verleden. En ook rondloop en -leef in periodes van herstel, van nieuw begin. Waarin alles er net een beetje anders uitziet dan voorheen, alsof ik met verscherpte zintuigen de wereld aanschouw. Het voelt kaler, onbeschermder en scherper allemaal. Als er een recept voor was om je niet zo te voelen, zou ik zo naar een dokter stappen: zalfje of pleister erop en klaar. Maar dan verdwijnt ook de kans om te groeien en te leren.

Los maar niet lost

Ik zie het als een soort ruimte tussen stimulus en respons. Normaal gesproken reageer je in heel veel situaties uit een soort reflex: er gebeurt iets en je reageert, vaak onbewust en snel. Er is weinig ruimte tussen stimulus en respons. Zo werkt het niet als je in deze ruimte zit, je denkt meer na over wat je doet en waarom, heel bewust. Ook omdat de wereld om je heen niet helemaal hetzelfde meer is (lees: in verandering, in transformatie). In de ruimte die je creëert tussen stimulus en respons zit je bewustzijn om te leren en om andere keuzes te maken dan die je uit een reflex maakt. Daarin zit dus uiteindelijk je vrijheid. Dit citaat is overigens niet van mij, maar van Viktor Frankl.

Dit zie je ook in organisaties. Succesvolle veranderingen vinden daar plaats waar mensen ontspannen meegaan, niet hoeven te handelen vanuit hun reptielenbrein omdat erkend wordt dat ze in een ondertussenfase zitten. Ze zijn los maar niet lost, ze worden gezien en waar mogelijk en nodig begeleid. Niet alles is dichtgetimmerd, er is ruimte tussen stimulus en respons.

En bij mij? Als het me lukt om in deze periode van ondertussen ontspannen te blijven, als ik kan accepteren dat het nu eenmaal is zoals het is, als ik probeer niet te streng en te oordelend naar mezelf te zijn, als ik blijf praten en als niet teveel probeer mijn agenda dicht te timmeren, dan…..